Tot 1960 stond het buurtje met De Ruyterstraat, Trompstraat, Jan van Galenstraat, Van Heemskerckstraat en Piet Heinstraat bekend als de Zeeheldenbuurt. Pas in 1960 kreeg de taartpunt tussen de Schaeck Mathonsingel, de St. Annastraat en de Spoorkuil officieel de naam Bottendaal.
Die naam verschijnt voor het eerst op kaarten in 1702 als Lunetten Bottendaal, wanneer onder leiding van vestingbouwer Menno van Coehoorn de vesting Nijmegen wordt verbeterd en uitgebreid met buiten de stadsmuren liggende verdedigingswerken. Een lunet is een klein buitenwerk van een vesting met twee schuine, naar buiten gerichte zijden en twee naar achter gerichte zijden. De naam is afgeleid van het Franse woord voor maan, ‘lune’, omdat de lunetten halvemaanvormig zijn, van bovenaf gezien. Die lunetten lagen op de plek van de tegenwoordige Van Oldenbarneveldtstraat (tot 1910 heette de straat Bottendaal) en het Centraal Station.
Er wordt wel beweerd dat de naam Bottendaal afkomstig zou zijn van het Dal van de Botten, omdat er in de nabijheid van de lunetten de Houtcuylen en de Houtberch gelegen waren (op de plaats van het tegenwoordige stationsemplacement bij het viaduct van de Graafseweg). Op de Houtberch stond de galg. In de “kuilen” werden de lijken van misdadigers gedumpt, omdat deze niet in gewijde grond begraven mochten worden. Een mooi verhaal, maar nog steeds niet bewezen.